WELKOM, BESTE NIEUWKOMER Lees - voor de goede sfeer - eerst de proloog (rechts) en daarna de februari-verhalen 1 t/m 4 op nummerieke volgorde. Klik in 'blogarchief' op 'februari'. SCROLL NAAR BENEDEN en lees ook: 'Wat eraan vooraf ging'. WEES DAARNA EEN LEESKNIKKER!
Powered By Blogger

donderdag 24 mei 2007

Causaal Verband

Heather-Leezza is gevallen van de trap – van de zolderverdieping – en helemaal beneden op haar gezichtje beland.

Ze wilde zich keren om voetje voor voetje achterwaarts de trap af te kunnen dalen. Vanwege haar maillot wist ik meteen dat dat niet goed kon aflopen, maar snelde toch te laat toe. Ze zwiepte onderuit. Terwijl ze luid bonkend naar beneden rolde, rende ik, haar naam uitgillend, er achteraan. Ik beleefde de pijnen en doodschrik die mijn evenbeeldje onderging op een trap die natuurlijk voor zo’n ukkie van anderhalf eindeloos hoog is.

Het pand telt drie trappen. De benedentrap, twee verdiepingen lang met overloop, had al een hekje vanwege de vele kleinkinderen die het huis vroeger kende. Voor die van de zolder, waar wij verblijven, was één in de planning. Maar na Heather-Leezza’s val heb ik, na een tip van een vriend, meteen een tweedehandse bemachtigd op Marktplaza via het internet. Stom dat ik daar zelf niet ben opgekomen en onvergeeflijk dat ik de maatregel wegens geldgebrek vooruit had geschoven.

Al voor de komst van de kinderen uit Suriname, een maand geleden, realiseerde ik me dat hun nieuwe wereld nieuwe risico’s met zich zou meebrengen, waaronder de befaamde Nederlandse trappenhuizen. Ook voel ik me schuldig dat ik ze hun ongeëvenaarde Surinaamse buitenleven heb ontnomen. Als Heather-Leezza ongelukkig was terechtgekomen, dan was er voor mij een direct causaal verband met mijn ex-drugsverslaving. Daarom check ik regelmatig de kachels beneden en zorg boven voor zoveel mogelijk ventilatie vanwege de geiser. Ook zie ik erop toe dat de huissleutels altijd in handbereik zijn, zodat we bij eventuele calamiteiten niet als ratten in de val zitten.

Wat dat betreft zie ik onze geïmproviseerde leefsituatie als een vorm van aanhoudende gevaarzetting door mijn recente verleden. Nu ik het traphekje heb geplaatst, geldt dat minder ten aan zien van trapongelukken. Niet dat ik daarmee mijn geweten verschoon, maar het gaat erom dat ik naar uiterste vermogen weer een veilig thuishaven creëer voor mijn gezin.

Het romantische gevoel van weer opstaan, ebt zo zoetjes aan weg. Regelmatig bekruipt mij het gevoel te zijn teruggekeerd van een verre dwaling. Hoe heb ik überhaupt in mijn leven kunnen menen dat drugs ‘geestverruimend’ zijn. Dankzij mijn therapie, in combinatie met het ambulante programma bij het Jellinek, heb ik nu de overtuiging dat het gewoon gerommel met de chemische huishouding van je hersenen is. Hoewel ik gebruik van harddrugs altijd heb ervaren als ‘rollercoasten’ met je hersenen, viel het muntje pas enkele maanden geleden, na een benauwende cold-turkey. Alsnog onderstreep ik met kracht de legendarische slogan ‘say no to drugs’ van de wijlen Amerikaanse oud-president Ronald Reagan.

Ik weet dat ik op een dag weer alles op de rails zal hebben. Alleen is de vraag wanneer. En: zal ik volharden in mijn rotsvaste geloof in Christus? Is het geen nieuwe vlucht van mij, waaraan ook Gabriëlle en de kinderen vastzitten? Zelf heb ik geen moeite met de overgang van een vrijstaand huis, op een zonovergoten erf in de tropen, naar een benauwende zolderruimte in grijs Nederland. Maar ja, dat is mijn romantiek die Gabriëlle ongevraagd is opgedrongen. Soms blijft ze, vooral bij koudig weer, gedeprimeerd en gekooid liggen in de slaapkamer.

Gabriëlle’s leven was in Paramaribo tijdens mijn verslaving ineens veranderd in een hel. Daar zat ze als jonge moeder, alleen, met twee kleine kinderen, wiens vader op drift was geraakt en vervolgens via een psychiatrisch centrum en een afkickcentrum naar Amsterdam werd gepost. Gabriëlle had uit overleving al de knop omgezet. Daarom nam ze anticiperende beslissingen waardoor ik me ‘verraden’ heb gevoeld door haar.
“Maar heb je haar wel gevraagd of ze het aankon?”, hield Katharina, mijn therapeute mij al voor. Het is hard, maar elke gradatie van zelfbeklag staat totaal herstel in de weg. Gabriëlle’s geestelijke wonden zijn nog vers. Dat komt tot uiting in haar harde woorden, die bij mij soms machteloosheid en agressie oproepen. Maar ik ben om twee belangrijke reden in therapie gegaan: geen drugs meer én beheersing van mijn woederegulatie. Kortom: mezelf als mens in de hand houden. Al was het maar voor mezelf.

“Ik wil van niemand meer afhankelijk zijn; in dat opzicht hoef ik geen man meer”, zei Gabriëlle laatst. Hoewel zij mij wil grieven met dergelijke woorden, gelukt het mij – soms met zeer veel moeite – op te brengen dat ze dat vooral doet uit zelfbescherming. Alle pijn en frustratie dat het bij mij oproept, laat ik tintelend via mijn buikwand naar buiten gaan. Niet alleen daden, maar ook tijd en begrip moeten de wonden helen. Door haar die ruimte te geven en niet explosief te reageren, zal wellicht bij haar het vertrouwen eens weer volop stromen. Het klinkt allemaal heel wijs, maar of we zullen slagen is maar de vraag. De beproevingen zijn niet licht. Ik moet me vooral houden aan de keuzes die ik heb gemaakt; daarin moet ik voor mezelf zuiver staan. Dus als Gabriëlle zegt: “Voor mij is dit huwelijk zo goed als afgelopen”, dan is dat voor mij geen vrijbrief om mijn pik achterna te gaan lopen als ik woedend de deur achter me dichtsla.

Mijn besluit tot innerlijke opschoning is als het plaatsen van een traphekje. Ook al heb ik onze relatie in die hachelijke positie gemanoeuvreerd, als we toch verder naar beneden denderen dan wil ik desondanks tegen mezelf kunnen zeggen: ik heb er alsnog alles aangedaan dat te voorkomen. Dankzij mijn ‘therapie voor traumaverwerking’ krijg ik gereedschap en materiaal in handen om een zo stevig mogelijk traphekje te plaatsen.

Ondanks mijn vastberadenheid is de scheidingswand met neerslachtigheid flinterdun. Ik moet zorgen dat ik de goede kant opstroom. Door mijn hoofd schoon te houden. Het zijn meestal blokkades die we ons zelf opwerpen waardoor onze positiviteit niet kan stromen, leer ik. “Als je negatief denkt, dan krijg je negativiteit, als je positief denkt, krijg je positiviteit”, herhaalt mijn therapeute geregeld. En zo is het ook. Met geloof als voorlopig wankel traphekje.

woensdag 16 mei 2007

Slechts invoeren


“Au…, ou…, ui…, áá…, éé…”

Het is zaterdag. Daniël oefent vlijtig klanken en woordjes. Gisteren trok ik de stoute schoenen aan en klopte aan bij een school, twee hoeken verderop, om te vragen of hij als ‘gastleerling’ mag meedraaien. De adjunct-directrice had er aanvankelijk een zwaar hoofd in. De periode van allerlei afsluitingsactiviteiten was aangebroken. Ook moest ze rekening houden met de klasjuffrouw.
“Ik denk niet dat die met deze drukte gaat zeggen: Ha fijn, nog een kind bij!”, zei ze. “De vraag is natuurlijk ook: is het een handelbaar kind?” Even aarzelde ik vanwege onze vader-kind-strubbelingen, maar zei: “Daniël is een hele lieve jongen.” Voor de geloofwaardigheid gooide ik erachter: “Hij is natuurlijk wel een gezonde bengel.”
Ook vroeg de hoofdjuffrouw zich af of de ‘hectische periode’ in Daniëls belang zou zijn. Zijn vakantievisum vond ze geen bezwaar. “Belangrijk is dat het kind zich veilig voelt en aandacht krijgt.”

Ze wilde een uur bedenktijd en eerst overleggen met de betreffende klasjuffrouw. Wel had ze me al laten zien in welke klas Daniël eventueel zou komen. Ik wandelde met een zekere watervrees door het schoolgebouw. Het riep vervlogen herinneringen op. De gangen, ingeklemd door twee trappenhuizen, met hun ingesleten marmeren treden. Het is een voormalige RK-school – nu oecumenisch – grenzend aan een kerk en parochie met een omsloten binnenspeelplaats. Het leek een mini-uitvoering van mijn vroegere RK-jongensschool. Maar ik bedacht me dat ik als kind natuurlijk alles veel kolossaler had beleefd. De gangmuren waren behangen met kleurige, blijmakende werkstukken van leerlingen. Ik was aangenaam verrast toen het pauze werd en de kinderen uit de klassen stroomden: allerlei soorten afkomsten zag je!
“Wij zijn geen witte of zwarte school”, zei de juffrouw. “Onze kracht en kwaliteit is juist de diversiteit aan afkomsten.” En het was beslist geen pr-praatje; het voelde net zo vertrouwd aan als in Suriname, waar het de normaalste zaak is dat allerlei culturen door elkaar krioelen.

Ik hou mijn duimen gekruist”, had ik foutief uit enthousiasme tegen de juffrouw gezegd. Thuis wachtte ik af met ouderwetse spanning als na een examen. Vanwege de smeltkroes, die de school toch wel is – en natuurlijk ook die ideale loopafstand – hoopte ik vurig dat Daniël zou worden aangenomen. Hem wachtte beslist geen cultuurschok. Toen de juffrouw belde met de mededeling: “Ik heb heel erg moeten pleiten, maar het is prima dat hij komt”, was ik zo blij als een geslaagde. “En als hij wil, mag hij ook mee op schoolreisje.”

Even later gingen we met zijn vieren naar Daniëls nieuwe school. Ik had me volkomen in hem verplaatst toen we tegenover al zijn nieuwe klasgenootjes stonden. Ik was ook zes toen we naar Nederland vetrokken. De klas mocht voor mij nu dan wel overzichtelijk zijn met kleine meubels en kleine mensen, maar voor Daniël was het een compleet nieuwe wereld. Ik kreeg een knoop in mijn buik; alsof ik het was die overeind moest blijven tegenover al die vreemde, nieuwe ogen.
“Daniël mag hier naast mij komen zitten”, zei een mooi karamelgetint meisje. Daniël beende vastberaden door het lokaal en ging naast haar zitten. “Dag allemaal”, zei hij ongelooflijk dapper. Toen we weer op de gang waren, zei ik opgelucht tegen de hoofdjuffrouw: “Volgens mij had ik het zwaarder dan Daniël.”

Hoewel hij in Suriname als ‘late leerling’ in de tweede kleuterklas zat , is hij toch in ‘groep 3’ geplaatst. Ik had de hoofdjuffrouw bij ons eerste gesprek verteld dat ik hem zelf heb leren lezen. Ik weet niet of ik de juiste methodiek heb gebruikt, maar hij kent alle klanken en letters. Ter illustratie vertelde ik dat Daniël op een dag, wijzend op een advertentie op de achterkant van het telefoonboek, had gezegd: “Papa, hier staat Hakrinbank.” Hij had het zelf uitgevist.
“Mooi, dat is ongeveer het leesniveau van groep 3”, reageerde de jufrouw. “Maar we hebben sowieso een orthopedagoog die gaat bekijken waarin hij eventueel achterstand heeft.”

Vanmorgen ben ik met Daniël achter de computer gekropen om klanken en woordjes te oefenen. Hij zat op mijn schoot. Dat was alweer meer dan acht maanden geleden voor het laatst. Hij wist nog vrijwel alles. Ook de ‘nk’-, ‘ng’- en ‘ch’-klanken. Ik schreef, hij spelde en las hardop de woorden. Sommige mocht hij zelf intikken.
Nog enkele jaren geleden vroeg ik me zorgelijk af wat ik mijn kinderen creatief te bieden zou hebben. Ik ben geen goede muzikant, kan niet tekenen, ben een matige sporter en zingen kan ik al helemaal niet. Maar het was natuurlijk onzin, realiseerde ik me ineens. Ik ben goed in lezen en schrijven. En mijn instrument is de computer. Lezen en schrijven vormen bij uitstek dé sleutel naar kennis en ontwikkeling, en al helemaal op een computer. Het is verbazingwekkend hoe de hersenen van een kind werken als een nieuwe, geformatteerde harddisk. Je hoeft slechts in te voeren, het kind zorgt zelf voor de opslag. Je hoeft weinig uit te leggen. Het is zoals bij een liedje. Je vroeg je toch ook niet af waarom Kortjakje altijd ziek was behalve zondags. Dus ‘ôh’ plus ‘èh’ wordt ‘oe’… ‘áh’ plus ‘uh’ wordt ‘auw’. Punt uit.

Daniël wist ook nog altijd de functie van backspace, spatie en hoe je de cursor moet verplaatsen zonder wissen. Feilloos bedacht en schreef hij zelf de zin: ‘De boomstam is bruin’. Vanmorgen liet ik zien hoe je met tabs sprongetjes kan maken. Aan het eind printten we twee velletjes met klanken, woorden en leuke zinnetjes, die hij keurig aan elkaar niette. Het ziet eruit als echt leermateriaal. Dat is wat ik mijn kinderen kan bieden qua creativiteit!
“En je moet oefenen, want ik heb de juffrouw gezegd dat je goed kan lezen”, zei ik hem. Ik moest me echt inhouden om niet te zeggen: “En laat me niet vallen.” Maar dat kan ik, realiseerde ik me meer dan ooit, alleen afdwingen door vertrouwen in hem te stellen.

Wat eraan vooraf ging

*iwanbrave=brainwave* Hij vertrok in 1996 als gefrustreerde ex-Het Parool-journalist naar Paramaribo, Suriname voor zijn doorbraak. Hij columnistte 3 jaar voor de Volkskrant, schreef voor de Groene Amsterdammer, werd correspondent van RTL4-nieuws, presenteerde voor ABC Radio van de legendarische Johnny Kamperveen. In 1998 verscheen zijn bundel 'Enkele Reis Paramaribo'. Hij ging een tweede mislukt huwelijk aan met het Parool. Hij legde de bouw van de twee megabruggen - totaal 3 km - vast voor Ballast Nedam. Was medegrondlegger van PIT, Paramaribo Post, Informed, gaf zijn krachten aan United Business Magazine, hoereerde bij Future Radio, flirte met The Times of Suriname, had een haat-liefde verhouding met De West. Werd uiteindelijk chef Binnenland/Economie en politiek redacteur van de Ware Tijd en columnistte voor - last but not least - AD/Haagsche Courant. Totdat hij compleet op was en versplinterd. Oh ja: hij trouwde - na ettelijke relaties en avontuurtjes - ook nog tussendoor AIDSVRIJ met een 19-jarige Aucaanse. Heeft drie kinderen- van wie twee biologisch en twee wettelijk. Al zijn nazaat heeft als geboorteplaats 'Paramaribo'. Niet slecht voor een "EURO-NEGER"! Laatstelijk gesignaleerd in de drugsscene van Paramaribo. Broodmager. Hij vluchtte uit het Psychiatrisch Centrum Suriname - wie zou dat niet hebben gedaan - en liep weg bij het christelijk opvangcentrum voor drugsverslaafden De Stem. Linea recta naar Amsterdam. Voor 'totaal herstel'. Voorlopig zonder zijn gezin.
Powered By Blogger

Klik tips voor optimaal leesplezier!

Klik op: 'Ouder(e)' berichten voor volgend(e) van latere datum. Viceversa voor 'Nieuwer(e)'. Klik op: titel boven elk verhaal (of in "Blogarchief") voor zichtbaarmaken reacties. Klik op 'Startpagina' voor herstel van pagina zonder reacties.